Aandoeningen I Prostaat I Prostaatkanker I Behandelingen
Bestraling of radiotherapie van de prostaat
​
Als alternatief voor de operatieve behandeling van de prostaat kan bij gelokaliseerde prostaatkanker gekozen worden voor bestraling van de prostaat. In de meeste gevallen is het doel genezing te bereiken. Een behandeling duurt, afhankelijk van het gekozen schema, ca. 4-7 weken. Per week wordt 4 tot 5 keer bestraald, een opname in het ziekenhuis is niet nodig. Soms wordt de behandeling gecombineerd met een anti-hormonale behandeling.
​
In geval van een uitgezaaide prostaatkanker, kan de arts voorstellen om ook de prostaat zelf te bestralen. Er werd namelijk aangetoond dat dit een gunstig effect heeft op de uitzaaiingen en de kanker langer onder controle kan houden.
​
Ook de uitzaaiingen zelf kunnen bestraald worden, het doel hiervan is vooral om pijnklachten te verminderen bij bv. een pijnlijke uitzaaiingen thv een ruggenwervel.
​
Hoe werkt bestraling?
Het doel van bestraling is om zo maximaal mogelijk kwaadaardige cellen te vernietigen en hierbij zo veel mogelijk het gezonde weefsel te vrijwaren. De stralen komen uit een bestralingstoestel en gaan door de huid heen. Door nauwkeurige berekeningen kan de radiotherapeut bepalen hoeveel bestraling nodig is om het gewenste effect te bereiken.
​
Bij de radiotherapeutische behandeling van prostaatkanker kunnen er bijwerkingen optreden. Tijdens de behandeling en gedurende de eerste weken nadien kan u last krijgen van:
-
plasklachten zoals bloed in de urine, frequent en/of dringend plassen, pijn
-
stoelgangsklachten zoals diarree, frequente aandrang, krampen, slijmvorming
Meestal verdwijnen deze klachten na enkele weken. Soms kan er ondersteunende medicatie gegeven worden om de klachten te milderen.
​
Op de lange termijn kunnen deze klachten soms opnieuw optreden en blijvende hinder veroorzaken. Dit is een gevolg van littekenvorming en chronische schade die aan blaas of endeldarm is opgetreden.
​
Uw arts zal met u bespreken of radiotherapie een geschikte optie voor u is. Dergelijke beslissingen gebeuren steeds in onderling overleg tussen uroloog en radiotherapeut.